# fr/French.xml.gz
# nl/Dutch.xml.gz
(src)="b.GEN.1.1.1"> Au commencement , Dieu créa les cieux et la terre .
(trg)="b.GEN.1.1.1"> In het begin heeft God de hemelen en de aarde gemaakt .
(src)="b.GEN.1.2.1"> La terre était informe et vide : il y avait des ténèbres à la surface de l`abîme , et l`esprit de Dieu se mouvait au-dessus des eaux .
(trg)="b.GEN.1.2.1"> De aarde was woest en leeg en de Geest van God zweefde boven de watermassa .
(trg)="b.GEN.1.2.2"> Over de watermassa lag een diepe duisternis .
(src)="b.GEN.1.3.1"> Dieu dit : Que la lumière soit !
(src)="b.GEN.1.3.2"> Et la lumière fut .
(trg)="b.GEN.1.3.1"> Toen zei God : " Laat er licht zijn . "
(trg)="b.GEN.1.3.2"> En toen was er licht .
(src)="b.GEN.1.4.1"> Dieu vit que la lumière était bonne ; et Dieu sépara la lumière d`avec les ténèbres .
(trg)="b.GEN.1.4.1"> Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker .
(src)="b.GEN.1.5.1"> Dieu appela la lumière jour , et il appela les ténèbres nuit .
(src)="b.GEN.1.5.2"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le premier jour .
(trg)="b.GEN.1.5.1"> Het licht noemde Hij ' dag ' en het donker ' nacht ' .
(trg)="b.GEN.1.5.2"> Het werd avond en het werd weer morgen : de eerste dag .
(src)="b.GEN.1.6.1"> Dieu dit : Qu`il y ait une étendue entre les eaux , et qu`elle sépare les eaux d`avec les eaux .
(trg)="b.GEN.1.6.1"> Toen zei God : " Laat de watermassa uit elkaar gaan , zodat de wolkenhemel en de zeeën worden gevormd . "
(src)="b.GEN.1.7.1"> Et Dieu fit l`étendue , et il sépara les eaux qui sont au-dessous de l`étendue d`avec les eaux qui sont au-dessus de l`étendue .
(src)="b.GEN.1.7.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.7.1"> Zo maakte God de wolkenhemel , door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde .
(src)="b.GEN.1.8.1"> Dieu appela l`étendue ciel .
(src)="b.GEN.1.8.2"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le second jour .
(trg)="b.GEN.1.8.1"> Het werd avond en het werd weer morgen : de tweede dag .
(src)="b.GEN.1.9.1"> Dieu dit : Que les eaux qui sont au-dessous du ciel se rassemblent en un seul lieu , et que le sec paraisse .
(src)="b.GEN.1.9.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.9.1"> Daarna zei God : " Laat het water onder de hemel samenstromen in zeeën en het droge land zichtbaar worden . "
(trg)="b.GEN.1.9.2"> En dat gebeurde .
(src)="b.GEN.1.10.1"> Dieu appela le sec terre , et il appela l`amas des eaux mers .
(src)="b.GEN.1.10.2"> Dieu vit que cela était bon .
(trg)="b.GEN.1.10.1"> God noemde het droge land ' aarde ' en het samengestroomde water ' zeeën ' .
(trg)="b.GEN.1.10.2"> God zag dat het goed was .
(src)="b.GEN.1.11.1"> Puis Dieu dit : Que la terre produise de la verdure , de l`herbe portant de la semence , des arbres fruitiers donnant du fruit selon leur espèce et ayant en eux leur semence sur la terre .
(src)="b.GEN.1.11.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.11.1"> En God zei : " Laten er allerlei gewassen , zaaddragende planten en vruchtbomen met zaad in hun vruchten op aarde groeien .
(src)="b.GEN.1.12.1"> La terre produisit de la verdure , de l`herbe portant de la semence selon son espèce , et des arbres donnant du fruit et ayant en eux leur semence selon leur espèce .
(src)="b.GEN.1.12.2"> Dieu vit que cela était bon .
(trg)="b.GEN.1.12.1"> De zaden zullen steeds weer planten en bomen voortbrengen . "
(trg)="b.GEN.1.12.2"> Dat gebeurde en ook nu was het goed , zag God .
(src)="b.GEN.1.13.1"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le troisième jour .
(trg)="b.GEN.1.13.1"> Het werd avond en weer morgen : de derde dag .
(src)="b.GEN.1.14.1"> Dieu dit : Qu`il y ait des luminaires dans l`étendue du ciel , pour séparer le jour d`avec la nuit ; que ce soient des signes pour marquer les époques , les jours et les années ;
(trg)="b.GEN.1.14.1"> Toen zei God : " Ik wil dat er heldere lichten aan de hemel verschijnen om de aarde te verlichten en het verschil tussen dag en nacht aan te geven .
(src)="b.GEN.1.15.1"> et qu`ils servent de luminaires dans l`étendue du ciel , pour éclairer la terre .
(src)="b.GEN.1.15.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.15.1"> Die lichten zullen de vaste tijden regelen en de dagen en jaren aangeven . "
(trg)="b.GEN.1.15.2"> En zo gebeurde het .
(src)="b.GEN.1.16.1"> Dieu fit les deux grands luminaires , le plus grand luminaire pour présider au jour , et le plus petit luminaire pour présider à la nuit ; il fit aussi les étoiles .
(trg)="b.GEN.1.16.1"> God maakte twee grote lichten , de zon en de maan , die de aarde moesten verlichten .
(trg)="b.GEN.1.16.2"> Het grootste licht , de zon , beheerste de dag en het kleinere , de maan , beheerste de nacht .
(trg)="b.GEN.1.16.3"> Tegelijkertijd maakte God de sterren .
(src)="b.GEN.1.17.1"> Dieu les plaça dans l`étendue du ciel , pour éclairer la terre ,
(trg)="b.GEN.1.17.1"> Hij plaatste de lichten aan de hemel om de aarde te verlichten ,
(src)="b.GEN.1.18.1"> pour présider au jour et à la nuit , et pour séparer la lumière d`avec les ténèbres .
(src)="b.GEN.1.18.2"> Dieu vit que cela était bon .
(trg)="b.GEN.1.18.1"> dag en nacht aan te geven en het donker van het licht te scheiden .
(trg)="b.GEN.1.18.2"> God zag dat het goed was .
(src)="b.GEN.1.19.1"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le quatrième jour .
(trg)="b.GEN.1.19.1"> Dit alles gebeurde op de vierde dag .
(src)="b.GEN.1.20.1"> Dieu dit : Que les eaux produisent en abondance des animaux vivants , et que des oiseaux volent sur la terre vers l`étendue du ciel .
(trg)="b.GEN.1.20.1"> Vervolgens zei God : " Ik wil dat de zeeën wemelen van vis en ander leven en laat de lucht vol zijn met allerlei soorten vogels . "
(src)="b.GEN.1.21.1"> Dieu créa les grands poissons et tous les animaux vivants qui se meuvent , et que les eaux produisirent en abondance selon leur espèce ; il créa aussi tout oiseau ailé selon son espèce .
(src)="b.GEN.1.21.2"> Dieu vit que cela était bon .
(trg)="b.GEN.1.21.1"> Zo maakte God de grote zeedieren , allerlei vissen en vogels , elk naar hun eigen aard .
(trg)="b.GEN.1.21.2"> En Hij keek er met welgevallen naar en zegende ze .
(trg)="b.GEN.1.21.3"> " Vermenigvuldig je en bevolk de zeeën " , zei Hij tegen hen en tegen de vogels zei Hij : " Zorg dat jullie aantal groeit , zodat de aarde vol wordt . "
(src)="b.GEN.1.23.1"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le cinquième jour .
(trg)="b.GEN.1.23.1"> Nadat het avond was geweest , werd het weer morgen : de vijfde dag .
(src)="b.GEN.1.24.1"> Dieu dit : Que la terre produise des animaux vivants selon leur espèce , du bétail , des reptiles et des animaux terrestres , selon leur espèce .
(src)="b.GEN.1.24.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.24.1"> God zei toen : " Laat de aarde dieren voortbrengen ; vee , kruipende dieren en allerlei wilde dieren . "
(trg)="b.GEN.1.24.2"> En weer gebeurde wat Hij had gezegd .
(src)="b.GEN.1.25.1"> Dieu fit les animaux de la terre selon leur espèce , le bétail selon son espèce , et tous les reptiles de la terre selon leur espèce .
(src)="b.GEN.1.25.2"> Dieu vit que cela était bon .
(trg)="b.GEN.1.25.1"> God maakte alle soorten wilde dieren , vee en kruipende dieren , elk naar hun eigen soort .
(trg)="b.GEN.1.25.2"> God zag dat ook dat goed was .
(src)="b.GEN.1.26.1"> Puis Dieu dit : Faisons l`homme à notre image , selon notre ressemblance , et qu`il domine sur les poissons de la mer , sur les oiseaux du ciel , sur le bétail , sur toute la terre , et sur tous les reptiles qui rampent sur la terre .
(trg)="b.GEN.1.26.1"> Toen zei God : " Laat Ons mensen maken die op Ons lijken en kunnen heersen over alle dieren op aarde , in de zeeën en in de lucht . "
(src)="b.GEN.1.27.1"> Dieu créa l`homme à son image , il le créa à l`image de Dieu , il créa l`homme et la femme .
(trg)="b.GEN.1.27.1"> God schiep daarop de mens als Zijn evenbeeld .
(trg)="b.GEN.1.27.2"> Als man en vrouw schiep Hij hen .
(src)="b.GEN.1.28.1"> Dieu les bénit , et Dieu leur dit : Soyez féconds , multipliez , remplissez la terre , et l`assujettissez ; et dominez sur les poissons de la mer , sur les oiseaux du ciel , et sur tout animal qui se meut sur la terre .
(trg)="b.GEN.1.28.1"> God zegende hen en zei : " Vermenigvuldig je , bevolk de aarde en onderwerp haar .
(trg)="b.GEN.1.28.2"> Heers over de vissen , de vogels en alle andere dieren .
(src)="b.GEN.1.29.1"> Et Dieu dit : Voici , je vous donne toute herbe portant de la semence et qui est à la surface de toute la terre , et tout arbre ayant en lui du fruit d`arbre et portant de la semence : ce sera votre nourriture .
(trg)="b.GEN.1.29.1"> Kijk om je heen !
(trg)="b.GEN.1.29.2"> Overal op aarde staan zaaddragende planten en vruchtbomen , die Ik jullie tot voedsel geef .
(src)="b.GEN.1.30.1"> Et à tout animal de la terre , à tout oiseau du ciel , et à tout ce qui se meut sur la terre , ayant en soi un souffle de vie , je donne toute herbe verte pour nourriture .
(src)="b.GEN.1.30.2"> Et cela fut ainsi .
(trg)="b.GEN.1.30.1"> Al het gras en de planten heb Ik als voedsel aan de dieren en de vogels gegeven . "
(src)="b.GEN.1.31.1"> Dieu vit tout ce qu`il avait fait et voici , cela était très bon .
(src)="b.GEN.1.31.2"> Ainsi , il y eut un soir , et il y eut un matin : ce fut le sixième jour .
(trg)="b.GEN.1.31.1"> Toen overzag God alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed .
(trg)="b.GEN.1.31.2"> Zo eindigde de zesde dag .
(src)="b.GEN.2.1.1"> Ainsi furent achevés les cieux et la terre , et toute leur armée .
(trg)="b.GEN.2.1.1"> Zo werden de hemelen en de aarde en alles wat leeft gemaakt .
(src)="b.GEN.2.2.1"> Dieu acheva au septième jour son oeuvre , qu`il avait faite : et il se reposa au septième jour de toute son oeuvre , qu`il avait faite .
(trg)="b.GEN.2.2.1"> Op de zevende dag rustte God na afloop van Zijn scheppend werk .
(src)="b.GEN.2.3.1"> Dieu bénit le septième jour , et il le sanctifia , parce qu`en ce jour il se reposa de toute son oeuvre qu`il avait créée en la faisant .
(trg)="b.GEN.2.3.1"> Hij zegende die zevende dag en maakte hem tot een bijzondere , heilige dag , omdat Hij die dag Zijn scheppingswerk besloot .
(src)="b.GEN.2.4.1"> Voici les origines des cieux et de la terre , quand ils furent créés .
(trg)="b.GEN.2.4.1"> Dit is een samenvatting van het werk dat de HERE God verrichtte toen Hij de hemelen en de aarde heeft gemaakt .
(src)="b.GEN.2.5.1"> Lorsque l`Éternel Dieu fit une terre et des cieux , aucun arbuste des champs n`était encore sur la terre , et aucune herbe des champs ne germait encore : car l`Éternel Dieu n`avait pas fait pleuvoir sur la terre , et il n`y avait point d`homme pour cultiver le sol .
(trg)="b.GEN.2.5.1"> Er waren nog geen planten of gewassen opgekomen uit de aarde , omdat de HERE God het nog niet had laten regenen .
(trg)="b.GEN.2.5.2"> Ook was er nog niemand , die het land kon bewerken .
(src)="b.GEN.2.6.1"> Mais une vapeur s`éleva de la terre , et arrosa toute la surface du sol .
(trg)="b.GEN.2.6.1"> Er steeg echter een damp uit de aarde op , die het land bevochtigde .
(src)="b.GEN.2.7.1"> L`Éternel Dieu forma l`homme de la poussière de la terre , il souffla dans ses narines un souffle de vie et l`homme devint un être vivant .
(trg)="b.GEN.2.7.1"> Toen vormde de HERE God het lichaam van de mens uit stof van de aarde en blies hem de levensadem in .
(trg)="b.GEN.2.7.2"> Zo werd de mens een levend wezen .
(src)="b.GEN.2.8.1"> Puis l`Éternel Dieu planta un jardin en Éden , du côté de l`orient , et il y mit l`homme qu`il avait formé .
(trg)="b.GEN.2.8.1"> De HERE God plantte een hof in Eden , in het oosten en bracht de mens , die Hij had geschapen daarheen .
(src)="b.GEN.2.9.1"> L`Éternel Dieu fit pousser du sol des arbres de toute espèce , agréables à voir et bons à manger , et l`arbre de la vie au milieu du jardin , et l`arbre de la connaissance du bien et du mal .
(trg)="b.GEN.2.9.1"> In de hof plantte Hij prachtige fruitbomen .
(trg)="b.GEN.2.9.2"> Midden in de hof plaatste Hij de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad .
(src)="b.GEN.2.10.1"> Un fleuve sortait d`Éden pour arroser le jardin , et de là il se divisait en quatre bras .
(trg)="b.GEN.2.10.1"> Vanuit Eden vloeide een rivier door de hof , die hem vruchtbaar maakte en zich daar in vier rivieren splitste .
(src)="b.GEN.2.11.1"> Le nom du premier est Pischon ; c`est celui qui entoure tout le pays de Havila , où se trouve l`or .
(trg)="b.GEN.2.11.1"> Eén rivier heet de Pison en stroomt rond het land Havila , bekend om zijn goud , balsemhars en het edelgesteente chrysopraas .
(src)="b.GEN.2.13.1"> Le nom du second fleuve est Guihon ; c`est celui qui entoure tout le pays de Cusch .
(trg)="b.GEN.2.13.1"> De tweede rivier heet Gihon en stroomt door het land Ethiopië .
(src)="b.GEN.2.14.1"> Le nom du troisième est Hiddékel ; c`est celui qui coule à l`orient de l`Assyrie .
(src)="b.GEN.2.14.2"> Le quatrième fleuve , c`est l`Euphrate .
(trg)="b.GEN.2.14.1"> De derde rivier is de Tigris en stroomt naar het oosten van Assur .
(trg)="b.GEN.2.14.2"> De vierde rivier is de Eufraat .
(src)="b.GEN.2.15.1"> L`Éternel Dieu prit l`homme , et le plaça dans le jardin d`Éden pour le cultiver et pour le garder .
(trg)="b.GEN.2.15.1"> De HERE God plaatste de mens in de hof van Eden om de zorg daarvan op zich te nemen en de hof te bewerken .
(src)="b.GEN.2.16.1"> L`Éternel Dieu donna cet ordre à l`homme : Tu pourras manger de tous les arbres du jardin ;
(trg)="b.GEN.2.16.1"> Maar Hij waarschuwde de mens : " Je mag van alle bomen in de hof eten , maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad .
(trg)="b.GEN.2.16.2"> Want als je daarvan eet , zul je zeker sterven . "
(src)="b.GEN.2.18.1"> L`Éternel Dieu dit : Il n`est pas bon que l`homme soit seul ; je lui ferai une aide semblable à lui .
(trg)="b.GEN.2.18.1"> En de HERE God zei : " Het is niet goed voor de mens alleen te zijn .
(trg)="b.GEN.2.18.2"> Ik zal iemand maken met wie hij zijn leven kan delen en die hem kan helpen . "
(src)="b.GEN.2.19.1"> L`Éternel Dieu forma de la terre tous les animaux des champs et tous les oiseaux du ciel , et il les fit venir vers l`homme , pour voir comment il les appellerait , et afin que tout être vivant portât le nom que lui donnerait l`homme .
(trg)="b.GEN.2.19.1"> De HERE God maakte uit het stof dieren en vogels en bracht ze bij de mens om te zien hoe hij ze zou noemen .
(trg)="b.GEN.2.19.2"> De naam die hij koos , zou voor altijd hun naam blijven .
(trg)="b.GEN.2.19.3"> Maar geen van deze dieren was geschikt als helper voor Adam .
(src)="b.GEN.2.21.1"> Alors l`Éternel Dieu fit tomber un profond sommeil sur l`homme , qui s`endormit ; il prit une de ses côtes , et referma la chair à sa place .
(trg)="b.GEN.2.21.1"> Toen liet de HERE God Adam in een diepe slaap vallen , nam een rib uit zijn lichaam en sloot de plaats waaruit Hij de rib had genomen .
(src)="b.GEN.2.22.1"> L`Éternel Dieu forma une femme de la côte qu`il avait prise de l`homme , et il l`amena vers l`homme .
(trg)="b.GEN.2.22.1"> Uit die rib maakte Hij een vrouw en Hij bracht haar bij de mens .
(src)="b.GEN.2.23.1"> Et l`homme dit : Voici cette fois celle qui est os de mes os et chair de ma chair ! on l`appellera femme , parce qu`elle a été prise de l`homme .
(trg)="b.GEN.2.23.1"> " Ja , dit is wat ik nodig had ! " riep Adam blij uit , " zij is echt een deel van mijn lichaam .
(trg)="b.GEN.2.23.2"> Ik zal haar mannin noemen , omdat zij is genomen uit de man . "
(src)="b.GEN.2.24.1"> C`est pourquoi l`homme quittera son père et sa mère , et s`attachera à sa femme , et ils deviendront une seule chair .
(trg)="b.GEN.2.24.1"> Dit verklaart waarom een man zijn vader en moeder verlaat , zich bij zijn vrouw voegt en werkelijk één met haar wordt .
(src)="b.GEN.2.25.1"> L`homme et sa femme étaient tous deux nus , et ils n`en avaient point honte .
(trg)="b.GEN.2.25.1"> Hoewel de man en de vrouw allebei naakt waren , hinderde hen dat niet , want zij kenden geen schaamte .
(src)="b.GEN.3.1.1"> Le serpent était le plus rusé de tous les animaux des champs , que l`Éternel Dieu avait faits .
(src)="b.GEN.3.1.2"> Il dit à la femme : Dieu a -t-il réellement dit : Vous ne mangerez pas de tous les arbres du jardin ?
(trg)="b.GEN.3.1.1"> De slang was listiger dan alle andere dieren , die de HERE God had gemaakt .
(trg)="b.GEN.3.1.2"> Hij zocht de vrouw op en vroeg : " God heeft jullie zeker wel verboden van de bomen in de hof te eten , hè ? "
(src)="b.GEN.3.2.1"> La femme répondit au serpent : Nous mangeons du fruit des arbres du jardin .
(trg)="b.GEN.3.2.1"> " Nee hoor " , antwoordde de vrouw , " wij mogen van alle bomen eten , behalve van die in het midden van de hof .
(trg)="b.GEN.3.2.2"> Wij mogen hem zelfs niet aanraken , want dan zullen wij sterven . "
(src)="b.GEN.3.4.1"> Alors le serpent dit à la femme : Vous ne mourrez point ;
(trg)="b.GEN.3.4.1"> " Dat is een leugen " , zei de slang , " je zult niet sterven .
(src)="b.GEN.3.5.1"> mais Dieu sait que , le jour où vous en mangerez , vos yeux s`ouvriront , et que vous serez comme des dieux , connaissant le bien et le mal .
(trg)="b.GEN.3.5.1"> God zegt dat alleen , omdat Hij weet dat jullie aan Hem gelijk zullen zijn als je daarvan eet .
(trg)="b.GEN.3.5.2"> Je ogen zullen open gaan en evenals God zul je het onderscheid kennen tussen goed en kwaad . "
(src)="b.GEN.3.6.1"> La femme vit que l`arbre était bon à manger et agréable à la vue , et qu`il était précieux pour ouvrir l`intelligence ; elle prit de son fruit , et en mangea ; elle en donna aussi à son mari , qui était auprès d`elle , et il en mangea .
(trg)="b.GEN.3.6.1"> De vrouw liet zich ompraten .
(trg)="b.GEN.3.6.2"> Zij keek naar de boom en zag dat de vrucht eetbaar was en er prachtig uitzag .
(trg)="b.GEN.3.6.3"> Die vrucht kon haar verstandig maken !
(trg)="b.GEN.3.6.4"> Ze plukte wat vruchten en at ervan .
(trg)="b.GEN.3.6.5"> Zij gaf ook haar man van de vruchten en hij at er ook van .
(src)="b.GEN.3.7.1"> Les yeux de l`un et de l`autre s`ouvrirent , ils connurent qu`ils étaient nus , et ayant cousu des feuilles de figuier , ils s`en firent des ceintures .
(trg)="b.GEN.3.7.1"> Toen zij dat hadden gedaan , viel het hun opeens op dat ze naakt waren en zij schaamden zich .
(trg)="b.GEN.3.7.2"> Van bladeren van een vijgeboom maakten ze schortjes en hingen die om hun middel .
(src)="b.GEN.3.8.1"> Alors ils entendirent la voix de l`Éternel Dieu , qui parcourait le jardin vers le soir , et l`homme et sa femme se cachèrent loin de la face de l`Éternel Dieu , au milieu des arbres du jardin .
(trg)="b.GEN.3.8.1"> Die avond hoorden zij de HERE God door de hof wandelen en zij verborgen zich snel tussen de bomen .
(src)="b.GEN.3.9.1"> Mais l`Éternel Dieu appela l`homme , et lui dit : Où es -tu ?
(trg)="b.GEN.3.9.1"> De HERE God riep : " Adam , waar ben je ? "
(src)="b.GEN.3.10.1"> Il répondit : J`ai entendu ta voix dans le jardin , et j`ai eu peur , parce que je suis nu , et je me suis caché .
(trg)="b.GEN.3.10.1"> Adam antwoordde benepen : " Ik hoorde U en toen werd ik bang , want ik wilde niet dat U mij naakt zou zien .
(trg)="b.GEN.3.10.2"> Daarom verstopte ik me . "
(src)="b.GEN.3.11.1"> Et l`Éternel Dieu dit : Qui t`a appris que tu es nu ?
(src)="b.GEN.3.11.2"> Est -ce que tu as mangé de l`arbre dont je t`avais défendu de manger ?
(trg)="b.GEN.3.11.1"> " Wie heeft je verteld dat je naakt bent ? " vroeg de HERE God .
(trg)="b.GEN.3.11.2"> " Of heb je soms gegeten van de boom waarvoor Ik jullie had gewaarschuwd ? "
(src)="b.GEN.3.12.1"> L`homme répondit : La femme que tu as mise auprès de moi m`a donné de l`arbre , et j`en ai mangé .
(trg)="b.GEN.3.12.1"> " Ja " , bekende Adam , " maar de vrouw die U mij hebt gegeven , heeft de schuld .
(trg)="b.GEN.3.12.2"> Zij heeft mij ervan gegeven en toen heb ik ervan gegeten . "
(src)="b.GEN.3.13.1"> Et l`Éternel Dieu dit à la femme : Pourquoi as -tu fait cela ?
(src)="b.GEN.3.13.2"> La femme répondit : Le serpent m`a séduite , et j`en ai mangé .
(trg)="b.GEN.3.13.1"> De HERE God wendde Zich tot de vrouw en vroeg : " Hoe kon je dat nu doen ? "
(trg)="b.GEN.3.13.2"> Maar ook zij schoof de schuld van zich af .
(trg)="b.GEN.3.13.3"> " De slang heeft mij bedrogen en verleid " , zei zij .
(src)="b.GEN.3.14.1"> L`Éternel Dieu dit au serpent : Puisque tu as fait cela , tu seras maudit entre tout le bétail et entre tous les animaux des champs , tu marcheras sur ton ventre , et tu mangeras de la poussière tous les jours de ta vie .
(trg)="b.GEN.3.14.1"> Toen zei de HERE God tegen de slang : " Ik zal je hiervoor straffen .
(trg)="b.GEN.3.14.2"> Onder alle dieren op aarde zul jij een vervloekte zijn !
(trg)="b.GEN.3.14.3"> Je hele verdere leven zul je op je buik door het stof kruipen .
(src)="b.GEN.3.15.1"> Je mettrai inimitié entre toi et la femme , entre ta postérité et sa postérité : celle -ci t`écrasera la tête , et tu lui blesseras le talon .
(trg)="b.GEN.3.15.1"> De vrouw en jij , en al jullie nakomelingen , zullen voortaan vijanden zijn .
(trg)="b.GEN.3.15.2"> Eén van haar nakomelingen zal je de kop vermorzelen en jij zult zijn hiel verbrijzelen . "
(src)="b.GEN.3.16.1"> Il dit à la femme : J`augmenterai la souffrance de tes grossesses , tu enfanteras avec douleur , et tes désirs se porteront vers ton mari , mais il dominera sur toi .
(trg)="b.GEN.3.16.1"> Na die woorden zei God tegen de vrouw : " Voortaan zul je met veel pijn en moeite kinderen krijgen .
(trg)="b.GEN.3.16.2"> Je zult verlangen naar je man en hij zal jouw meester zijn ! "
(src)="b.GEN.3.17.1"> Il dit à l`homme : Puisque tu as écouté la voix de ta femme , et que tu as mangé de l`arbre au sujet duquel je t`avais donné cet ordre : Tu n`en mangeras point ! le sol sera maudit à cause de toi .
(src)="b.GEN.3.17.2"> C`est à force de peine que tu en tireras ta nourriture tous les jours de ta vie ,
(trg)="b.GEN.3.17.1"> Tegen Adam zei Hij : " Omdat je naar je vrouw hebt geluisterd en ondanks mijn waarschuwing toch van de boom hebt gegeten , zal Ik de aardbodem vervloeken .
(trg)="b.GEN.3.17.2"> Voortaan zul je hard moeten werken om in leven te blijven .
(src)="b.GEN.3.18.1"> il te produira des épines et des ronces , et tu mangeras de l`herbe des champs .
(trg)="b.GEN.3.18.1"> Er zullen dorens en distels groeien en je zult de gewassen van het veld eten .
(src)="b.GEN.3.19.1"> C`est à la sueur de ton visage que tu mangeras du pain , jusqu`à ce que tu retournes dans la terre , d`où tu as été pris ; car tu es poussière , et tu retourneras dans la poussière .
(trg)="b.GEN.3.19.1"> Tot de dag van je dood zul je zwetend het land bewerken om te kunnen leven .
(trg)="b.GEN.3.19.2"> Dan zal je lichaam vergaan tot het stof van de aarde .
(trg)="b.GEN.3.19.3"> Want uit stof ben je gemaakt en tot stof zul je weer worden . "
(src)="b.GEN.3.20.1"> Adam donna à sa femme le nom d`Eve : car elle a été la mère de tous les vivants .
(trg)="b.GEN.3.20.1"> En de man noemde zijn vrouw Eva , moeder van alle levenden , omdat uit haar alle mensen zouden worden geboren .
(src)="b.GEN.3.21.1"> L`Éternel Dieu fit à Adam et à sa femme des habits de peau , et il les en revêtit .
(trg)="b.GEN.3.21.1"> De HERE God maakte van dierehuid kleding voor Adam en zijn vrouw .
(src)="b.GEN.3.22.1"> L`Éternel Dieu dit : Voici , l`homme est devenu comme l`un de nous , pour la connaissance du bien et du mal .
(src)="b.GEN.3.22.2"> Empêchons -le maintenant d`avancer sa main , de prendre de l`arbre de vie , d`en manger , et de vivre éternellement .
(trg)="b.GEN.3.22.1"> " Door te eten van de boom van de kennis van goed en kwaad is de mens gelijk geworden aan één van Ons .
(trg)="b.GEN.3.22.2"> Als hij nu van de boom van het leven eet , zal hij ook nog voor altijd leven " , vond de HERE God .
(src)="b.GEN.3.23.1"> Et l`Éternel Dieu le chassa du jardin d`Éden , pour qu`il cultivât la terre , d`où il avait été pris .
(trg)="b.GEN.3.23.1"> Daarom verbande Hij de mens voor altijd uit de hof van Eden en stuurde hem weg om het land te bewerken , waaruit hij was voortgekomen .
(src)="b.GEN.3.24.1"> C`est ainsi qu`il chassa Adam ; et il mit à l`orient du jardin d`Éden les chérubins qui agitent une épée flamboyante , pour garder le chemin de l`arbre de vie .
(trg)="b.GEN.3.24.1"> God verdreef de mens en plaatste een engel met een vlammend zwaard ten oosten van de hof om de toegang tot de boom van het leven te bewaken .
(src)="b.GEN.4.1.1"> Adam connut Eve , sa femme ; elle conçut , et enfanta Caïn et elle dit : J`ai formé un homme avec l`aide de l`Éternel .
(trg)="b.GEN.4.1.1"> Adam had gemeenschap met Eva en zij raakte in verwachting .
(trg)="b.GEN.4.1.2"> De zoon die werd geboren , noemden zij Kaïn .
(trg)="b.GEN.4.1.3"> " Want " , zei Eva , " met hulp van de HERE heb ik een man ter wereld gebracht . "
(src)="b.GEN.4.2.1"> Elle enfanta encore son frère Abel .
(src)="b.GEN.4.2.2"> Abel fut berger , et Caïn fut laboureur .
(trg)="b.GEN.4.2.1"> Hun volgende kind was ook een zoon , Abel .
(trg)="b.GEN.4.2.2"> Abel werd schaapherder en Kaïn legde zich toe op de landbouw .
(src)="b.GEN.4.3.1"> Au bout de quelque temps , Caïn fit à l`Éternel une offrande des fruits de la terre ;
(trg)="b.GEN.4.3.1"> Na verloop van tijd brachten Kaïn en Abel beiden een offer aan de HERE .
(trg)="b.GEN.4.3.2"> Kaïn een deel van zijn oogst , maar Abel bracht van het beste van zijn kudde , ook het vet .
(trg)="b.GEN.4.3.3"> De HERE accepteerde het offer van Abel ,
(src)="b.GEN.4.5.1"> mais il ne porta pas un regard favorable sur Caïn et sur son offrande .
(src)="b.GEN.4.5.2"> Caïn fut très irrité , et son visage fut abattu .
(trg)="b.GEN.4.5.1"> maar dat van Kaïn niet .
(trg)="b.GEN.4.5.2"> Kaïn voelde zich vernederd en werd boos .
(trg)="b.GEN.4.5.3"> Zijn gezicht vertrok van woede .
(src)="b.GEN.4.6.1"> Et l`Éternel dit à Caïn : Pourquoi es -tu irrité , et pourquoi ton visage est -il abattu ?
(trg)="b.GEN.4.6.1"> " Waarom ben je boos ? " vroeg de HERE hem .
(trg)="b.GEN.4.6.2"> " Waarom trek je zo'n kwaad gezicht ?
(src)="b.GEN.4.7.1"> Certainement , si tu agis bien , tu relèveras ton visage , et si tu agis mal , le péché se couche à la porte , et ses désirs se portent vers toi : mais toi , domine sur lui .
(trg)="b.GEN.4.7.1"> Je zou vrolijk kunnen kijken als je maar doet wat goed is .
(trg)="b.GEN.4.7.2"> Maar als je weigert te gehoorzamen , moet je oppassen .
(trg)="b.GEN.4.7.3"> Want de zonde ligt op de loer , klaar om je leven te vernietigen .
(trg)="b.GEN.4.7.4"> Als je wilt , kun je hem echter overwinnen . "
(src)="b.GEN.4.8.1"> Cependant , Caïn adressa la parole à son frère Abel ; mais , comme ils étaient dans les champs , Caïn se jeta sur son frère Abel , et le tua .
(trg)="b.GEN.4.8.1"> Op een dag stelde Kaïn Abel voor de velden in te gaan .
(trg)="b.GEN.4.8.2"> Toen ze daar samen liepen , overmeesterde Kaïn zijn broer en vermoordde hem .
(src)="b.GEN.4.9.1"> L`Éternel dit à Caïn : Où est ton frère Abel ?
(src)="b.GEN.4.9.2"> Il répondit : Je ne sais pas ; suis -je le gardien de mon frère ?
(trg)="b.GEN.4.9.1"> Maar kort daarna vroeg de HERE aan Kaïn : " Waar is je broer ?
(trg)="b.GEN.4.9.2"> Waar is Abel ? "
(trg)="b.GEN.4.9.3"> " Hoe weet ik dat nu ? " antwoordde Kaïn ontwijkend .
(trg)="b.GEN.4.9.4"> " Moet ik dan altijd op hem passen ? "
(src)="b.GEN.4.10.1"> Et Dieu dit : Qu`as -tu fait ?
(src)="b.GEN.4.10.2"> La voix du sang de ton frère crie de la terre jusqu`à moi .
(trg)="b.GEN.4.10.1"> Maar de HERE zei : " Wat heb je gedaan ?
(trg)="b.GEN.4.10.2"> Het bloed van je broer roept naar Mij vanaf de aarde !
(src)="b.GEN.4.11.1"> Maintenant , tu seras maudit de la terre qui a ouvert sa bouche pour recevoir de ta main le sang de ton frère .
(trg)="b.GEN.4.11.1"> Van nu af aan verban Ik je van de grond , waarop het bloed van je broer heeft gevloeid .
(src)="b.GEN.4.12.1"> Quand tu cultiveras le sol , il ne te donnera plus sa richesse .
(src)="b.GEN.4.12.2"> Tu seras errant et vagabond sur la terre .
(trg)="b.GEN.4.12.1"> Hoe je ook zwoegt en ploetert , de aarde zal je nooit voldoende opleveren .
(trg)="b.GEN.4.12.2"> Voortaan zul je een vluchteling zijn , die van de ene naar de andere plaats zwerft . "
(src)="b.GEN.4.13.1"> Caïn dit à l`Éternel : Mon châtiment est trop grand pour être supporté .
(trg)="b.GEN.4.13.1"> " Deze straf is zwaarder dan ik kan dragen ! " protesteerde Kaïn .
(src)="b.GEN.4.14.1"> Voici , tu me chasses aujourd`hui de cette terre ; je serai caché loin de ta face , je serai errant et vagabond sur la terre , et quiconque me trouvera me tuera .
(trg)="b.GEN.4.14.1"> " U verjaagt mij van mijn grond en uit Uw nabijheid .
(trg)="b.GEN.4.14.2"> U maakt mij een dakloze zwerver en ieder die mij ziet , zal proberen mij te doden ! "
(src)="b.GEN.4.15.1"> L`Éternel lui dit : Si quelqu`un tuait Caïn , Caïn serait vengé sept fois .
(src)="b.GEN.4.15.2"> Et l`Éternel mit un signe sur Caïn pour que quiconque le trouverait ne le tuât point .
(trg)="b.GEN.4.15.1"> Maar de HERE antwoordde : " Niemand zal je doden , want degene die dat doet , zal Ik zevenmaal zwaarder straffen dan Ik jou heb gedaan . "
(trg)="b.GEN.4.15.2"> En de HERE plaatste een merkteken op Kaïn als waarschuwing aan anderen dat ze hem niet mochten doden .
(src)="b.GEN.4.16.1"> Puis , Caïn s`éloigna de la face de l`Éternel , et habita dans la terre de Nod , à l`orient d`Éden .
(trg)="b.GEN.4.16.1"> Zo verliet Kaïn de HERE en vestigde zich in het land Nod , ten oosten van Eden .
(src)="b.GEN.4.17.1"> Caïn connut sa femme ; elle conçut , et enfanta Hénoc .
(src)="b.GEN.4.17.2"> Il bâtit ensuite une ville , et il donna à cette ville le nom de son fils Hénoc .
(trg)="b.GEN.4.17.1"> Kaïns vrouw raakte in verwachting en kreeg een zoon , Henoch .
(trg)="b.GEN.4.17.2"> Toen Kaïn een stad stichtte , noemde hij die stad ook Henoch , naar zijn zoon .
(src)="b.GEN.4.18.1"> Hénoc engendra Irad , Irad engendra Mehujaël , Mehujaël engendra Metuschaël , et Metuschaël engendra Lémec .
(trg)="b.GEN.4.18.1"> Henoch was de vader van Irad ; Irad was de vader van Mehujaël ; de zoon van Mehujaël was Methusaël ; Methusaël was de vader van Lamech .
(src)="b.GEN.4.19.1"> Lémec prit deux femmes : le nom de l`une était Ada , et le nom de l`autre Tsilla .
(trg)="b.GEN.4.19.1"> Lamech trouwde twee vrouwen : Ada en Zilla .
(src)="b.GEN.4.20.1"> Ada enfanta Jabal : il fut le père de ceux qui habitent sous des tentes et près des troupeaux .
(trg)="b.GEN.4.20.1"> Ada kreeg een zoon , Jabal .
(trg)="b.GEN.4.20.2"> Hij werd de vader van de veehoeders en de mensen , die in tenten wonen .
(src)="b.GEN.4.21.1"> Le nom de son frère était Jubal : il fut le père de tous ceux qui jouent de la harpe et du chalumeau .
(trg)="b.GEN.4.21.1"> Zijn broer heette Jubal en werd vader van allen , die de citer en de fluit bespelen .
(src)="b.GEN.4.22.1"> Tsilla , de son côté , enfanta Tubal Caïn , qui forgeait tous les instruments d`airain et de fer .
(src)="b.GEN.4.22.2"> La soeur de Tubal Caïn était Naama .
(trg)="b.GEN.4.22.1"> Lamechs tweede vrouw , Zilla , kreeg een zoon met de naam Tubal-Kaïn .
(trg)="b.GEN.4.22.2"> Hij legde zich toe op de metaalbewerking en werd de vader van de smeden .
(trg)="b.GEN.4.22.3"> Zijn zuster heette Naäma .
(src)="b.GEN.4.23.1"> Lémec dit à ses femmes : Ada et Tsilla , écoutez ma voix !
(src)="b.GEN.4.23.2"> Femmes de Lémec , écoutez ma parole !
(src)="b.GEN.4.23.3"> J`ai tué un homme pour ma blessure , Et un jeune homme pour ma meurtrissure .
(trg)="b.GEN.4.23.1"> Op een dag riep Lamech zijn vrouwen bij zich en zei : " Luister , vrouwen !
(trg)="b.GEN.4.23.2"> Een man , die mij verwondde en een jongen , die mij sloeg , doodde ik .
(src)="b.GEN.4.24.1"> Caïn sera vengé sept fois , Et Lémec soixante-dix-sept fois .
(trg)="b.GEN.4.24.1"> Hij , die Kaïn doodt , wordt zevenmaal zo zwaar gestraft , maar de man die Lamech doodt , zal 77 maal zo zwaar worden gestraft . "
(src)="b.GEN.4.25.1"> Adam connut encore sa femme ; elle enfanta un fils , et l`appela du nom de Seth , car , dit -elle , Dieu m`a donnée un autre fils à la place d`Abel , que Caïn a tué .
(trg)="b.GEN.4.25.1"> Adam en Eva kregen later nog een zoon en noemden hem Seth .
(trg)="b.GEN.4.25.2"> " Want " , zei Eva , " God heeft mij een zoon gegeven in de plaats van Abel , die door Kaïn werd vermoord . "
(src)="b.GEN.4.26.1"> Seth eut aussi un fils , et il l`appela du nom d`Énosch .
(src)="b.GEN.4.26.2"> C`est alors que l`on commença à invoquer le nom de l`Éternel .
(trg)="b.GEN.4.26.1"> Seth groeide op en kreeg een zoon die hij Enos noemde .
(trg)="b.GEN.4.26.2"> In die tijd begonnen de mensen de HERE God voor het eerst te aanbidden .