Quot annos habes?
Hoe oud bent u?
Acta, non verba.
Geen woorden, maar daden.
Ars gratia artis.
Kunst om de kunst.
De gustibus non est disputandum.
Over smaak valt niet te twisten.
De gustibus non est disputandum.
Over smaken valt niet te discussiëren.
Tempus fugit.
De tijd vliegt.
Qui tacet, consentire videtur.
Wie zwijgt, stemt toe.
Nihil novi sub sole.
Er is niets nieuws onder de zon.
Barba non facit philosophum.
Een baard maakt je nog geen filosoof.
Suum cuique.
Ieder zijn ding.
Suum cuique.
Ieder zijn eigen ding.
Alea iacta est.
De dobbelsteen is gegooid.
Alea iacta est.
De teerling is geworpen.
Non vitae, sed scholae discimus.
We leren niet voor het leven, maar voor school.
Omnes homines aequales sunt.
Alle mensen zijn gelijk.
Si vis amari, ama!
Als je geliefd wilt zijn, heb dan lief!
Veni, vidi, vici.
Ik kwam, ik zag, ik overwon.
Ars longa, vita brevis.
De kunst is lang, het leven is kort.
Ars longa, vita brevis.
De wetenschap is lang, het leven is kort.
Audaces fortuna iuvat.
Het geluk staat de dapperen bij.
Dum spiro, spero.
Zolang ik adem, hoop ik.
Dum spiro, spero.
Zolang er leven is, is er hoop.
Memento quia pulvis es.
Gedenk dat gij stof zijt.
Memento mori.
Gedenk te sterven.
Pecunia non olet.
Geld stinkt niet.
Vanitas vanitatum et omnia vanitas.
IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid.
Vanitas vanitatum et omnia vanitas.
Lucht en leegte, alles is leegte.
Historia vitae magistra.
De geschiedenis is de lerares van het leven.
Homo homini lupus est.
De mens is een wolf voor de mens.
Quid evenit?
Wat is er gebeurd?
Mons nive tegitur.
De berg is bedekt met sneeuw.
Lingua Latina mortua est.
Het Latijn is een dode taal.
Nunc triginta annos natus sum.
Ik ben nu 30.
Sero ad scholam adveni.
Ik was te laat op school.
Cave canem!
Pas op de hond!
Carpe diem.
Pluk de dag.
Duo cum faciunt idem, non est idem.
Als twee mensen hetzelfde doen, is het niet hetzelfde.
Equi animalia utilia sunt.
Paarden zijn nuttige dieren.
Ubi est latrina?
Waar is het toilet?
Piscēs in aquā vīvunt.
Vissen leven in het water.
Dimidium facti qui coepit habet.
Een goed begin is het halve werk.
Nomēn mihi est Jack.
Ik heet Jack.
Omnes homines dignitate et iure liberi et pares nascuntur, rationis et conscientiae participes sunt, quibus inter se concordiae studio est agendum.
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Fur est.
Hij is een dief.
Gladium non habeo.
Ik heb geen zwaard.
Quod erat demonstrandum.
Wat moest worden bewezen.
Unde venis?
Waar kom je vandaan?
Disneylandia anno millesimo nongentesimo quinquagesimo quinto aedificata est.
Disneyland is gebouwd in negentien vijfenvijftig.
Festina lente.
Haast je langzaam.
Pater meus medicus est.
Mijn vader is dokter.