Hvor gammel er du?
Hoe oud bent u?
Hvordan er vejret?
Hoe is het weer?
I Paris har jeg lejet et værelse for en måned.
In Parijs heb ik voor een maand een kamer gehuurd.
Hvad er det?
Wat is dat?
Hvad gør du?
Wat doe je?
Passwordet er "Muiriel".
Het wachtwoord is "Muiriel".
Jeg ved ikke om jeg får tid.
Ik weet niet of ik tijd heb.
Hvad hedder du?
Hoe heet u?
Tak, det er alt.
Dank je, dat is alles.
Velkommen!
Welkom!
Der sad en kat på stolen.
Er zat een kat op de stoel.
Hvad laver denne stol her?
Wat heeft deze stoel hier te zoeken?
Hvorfor græder du?
Waarom ben je aan het huilen?
Må jeg spise dette?
Kan ik dit eten?
Hvad sagde han?
Wat heeft hij gezegd?
Hun er meget smuk.
Zij is zeer mooi.
Det kan ikke være sandt.
Het kan niet waar zijn.
Hvad gør du?
Wat ben je aan het doen?
Latin er et dødt sprog.
Het Latijn is een dode taal.
Er dette lavet i Schweiz?
Is dit in Zwitserland gemaakt?
Glem os ikke!
Vergeet ons niet!
Du kan få denne bog for ingenting.
Je mag dit boek gratis hebben.
Du kan få denne bog gratis.
Je mag dit boek gratis hebben.
Mennesket er det eneste dyr der kan le.
De mens is het enige dier dat kan lachen.
Jeg har endnu en ven i Kina.
Ik heb nog een vriend in China.
Jeg har en ven til i Kina.
Ik heb nog een vriend in China.
Jeg har yderligere en ven i Kina.
Ik heb nog een vriend in China.
I går læste jeg en virkelig interessant fortælling.
Gisteren heb ik een erg interessant verhaal gelezen.
Jeg ved ikke hvad det er.
Ik weet niet wat dat is.
Hvor var du i går?
Waar ben je gisteren geweest?
Det er for dyrt!
Dat is te duur!
Jeg taler ikke japansk.
Ik spreek geen Japans.
Isen smeltede.
Het ijs is gesmolten.
Isen er smeltet.
Het ijs is gesmolten.
Hvad hedder denne gade?
Hoe heet deze straat?
I går var det torsdag.
Gisteren was het donderdag.
Tak, det er alt.
Bedankt, dat is alles.
Vi kan ikke sove på grund af støjen.
We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.
Hvad er din blodtype?
Wat is uw bloedgroep?
Jeg har ikke mange penge.
Ik heb niet veel geld.
Det er koldt.
Het is koud.
Det regner.
Het regent.
Ingen forstår mig.
Niemand begrijpt me.
Vil du danse med mig?
Wil je met me dansen?
Jeg har hovedpine.
Ik heb hoofdpijn.
Filmen varede to timer.
De film duurde 2 uur.
Den guitar er så dyr, at jeg ikke kan købe den.
Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
Svar på spørgsmålet.
Beantwoord de vraag.
Besvar spørgsmålet.
Beantwoord de vraag.
Hvilken overraskelse!
Wat een verrassing!